Zorg.

Is nu even ver weg, na het overlijden van mijn beide ouders en het opgroeien van mijn twee dochters. Maar het onderwerp is bijna steeds in mijn leven aanwezig geweest. Op mijn achttiende al: ik wilde de opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige volgen. Het was de tijd van de anti-psychiatrie: gek werd je gemáákt, het lag aan het systeem, en dat zou ik van binnenuit wel eens uithollen. Het moest ánders. Maar mijn gevoelige en door idealen geschraagde ziel liep stuk op de harde werkelijkheid van mijn eerste stageafdeling, geriatrie, waar ik mensen alleen maar slechter zag worden en doodgaan in plaats van dat ik hen (of het systeem) beter maakte. Toen werd de journalistiek mijn vak. Waarin ik via enige omwegen toch weer bij de zorg uitkwam, als hoofdredacteur van Jeugd & Co, vakblad voor jeugdzorgwerkers. Een beroepsgroep die onder vuur lag door affaires als de dood van peuter Savanna, die leidde tot vervolging van haar gezinsvoogd. De beroepsgroep had de neiging de rijen te sluiten terwijl je als journalist juist altijd de luiken wilt openen. Lastig. In die tijd ging een dochter zo hevig puberen dat Jeugdzorg er aan te pas kwam. Behalve hoofdredacteur werd ik toen ook ervaringsdeskundige. Nog lastiger. Maar ook leerzaam. Dochter heeft nog de cover van Jeugd & Co gehaald. En werkt nu zelf in de zorg. Ervaring met het ondersteunen van een terminaal zieke moeder had ik toen al, later heb ik ook mijn vader in zijn laatste levensfase mogen begeleiden. En nu ligt het leven zorg(e)loos voor me, al weet ik dat ik straks zelf aan de beurt ben. Wonen met zorg interesseert me daarom ook persoonlijk. En dat is toch het mooist, als professioneel en persoonlijk samengaan.